Geen dieren…
Ik heb geen dieren meer. Vroeger wel. Thuis had ik van kleins af aan eerst konijn Bunny en niet lang daarna: Micky, een zwarte poes die na een paar jaar ineens niet meer thuis kwam. Vlekje was de opvolger, een bonte lapjeskat die gelijktijdig met cavia Batman kwam, omdat ze samen zo leuk matchten. Allebei dezelfde kleuren, zwart-bruin-wit en bij allebei leek het alsof ze een zwart masker droegen op hun snoetje.
Mijn vader heeft altijd ‘iets gehad’ met vogels en zo stond er op een dag uit het niets een grote -onhandige- staande vogelkooi op fragiele hoge draadstalen poten in onze huiskamer, bewoond door kanaries Beatle en Yoko Ono plus een blauw parkietje Eppo -later: wit parkietje Duffy. Ik herinner me mijn moeders protest telkens opnieuw als er een vogeltje na een kortstondig doch gelukkig bij-groenewouten-leven plechtig in een kartonnen doosje begraven werd in onze achtertuin. En nu geen dieren meer!
Echter, mijn vader kwam thuis met zwerfkat Flodder. Ach, zo zielig, hij heeft geen huis en zwierf op de kazerne rond. Mijn moeder zwichtte onder de voorwaarde dat daar nu dan alsjeblieft geen vogelkooi meer bij in huis kwam. Deal! Die kwam er niet, nou ja…. niet ‘echt’. Wat wel kwam was een minuscuul houten hokje met tralies zonder deurtje, waar parkietje Dolly alleen ‘s nachts huisde om in te slapen. Overdag was zij overal en nergens in huis te vinden en zat bij voorkeur gezellig bij iemand op de schouder. Het liefst op die van -natuurlijk, hoe kan het ook anders- mijn moeder. Ook reed Dolly graag een rondje met mijn zusje mee achterop de fiets, met haar pootjes stevig om de bagagedrager geklemd.
Dolly werd op een trieste dag bruut verorberd door Sjorske, het pekinees-hondje van buren verderop in de straat. Ontroostbaar waren we, allemaal. Doch, na een korte pauze kwam eerst Zwabbertje, gevolgd door Coco -de zoveelste tamme parkietjes. Kat Floddertje begaf het van ouderdom en mijn moeder zei hoopvol: Klaar nu!
Dit keer was ik het, ik nam een cyperse kitten mee naar huis. Mijn ouders waren op vakantie en tegen de tijd dat ze terugkwamen, was Misty zindelijk en aardig gewend aan ons huis. Mijn moeder kon mijn voordeur-aankondiging bij thuiskomst dan ook amper weerstaan: Kijk mam, dit is Misty. Niemand wilde haar hebben, ze was de laatste uit het nestje dus ik heb haar gered, ik kan haar nu echt niet meer terugbrengen. Tja, wat kon ze zeggen? Mijn vader onderdrukte een grijns, wat ik zo goed als Misty mag blijven interpreteerde.
Ach en verder herbergden mijn zusje en ik tussendoor, in onze schuur achter in de tuin, stiekem een gehavende kat met een scheel oog en slechts drie pootjes. Tijdelijk uiteraard, tot het dier weer genezen en op krachten was. Alleen mijn vader maakten wij deelgenoot van ons project dat Noach als naam kreeg. Dan was er ook een tijdje een vleugellamme kraai die pardoes in onze achtertuin met een buikvlucht landde. Eenmaal door ons vertroeteld en opgelapt, vloog kraaimans er tot onze grote verbijstering met mijn zusjes sieraden in zijn snavel vandoor en liet die prompt in de dakgoot bij onze achterburen vallen. Zowel kraai als zilverwerk hebben we nooit meer teruggezien.
Sherry, een zwarte cocker spaniel, hadden we overgenomen en verbleef slechts tijdelijk in ons gezin. Het beestje kreeg een kronkel in zijn kop en beet het zusje van een vriendinnetje. En oh ja, een hamster zonder naam hadden we ook nog. Dat was slechts een blauwe maandag, opeens was -ie foetsie. Pas jaren later, toen onze koelkast het begaf en er een nieuwe moest komen, vonden we daar waar de koelkast had gestaan een vreemdsoortig plat harig bierviltje of iets wat daar op leek. Mijn zusje en ik blèrden dikke tranen toen we tot onze ontsteltenis ons verdwenen hamstertje er in herkenden.
Bij al dat leed was de maat vol. Mijn moeder articuleerde in duidelijke blokletters: EN NU IS HET AFGELOPEN! GEEN DIEREN MEER! Mijn vader zei niets, ten teken dat hij zich er bij neer had gelegd. En zo bleef alleen Misty nog over.
Misty heeft het nog het langst volgehouden, tot lang nadat mijn zusje en ik het ouderlijk huis hadden verlaten. Het poezenbeest werd voor onze ouders de link naar de roerige periode toen ‘de meisjes’ nog thuis woonden. Negentien jaar is ze geworden en daarna was het echt, écht afgelopen. Er kwamen geen dieren meer.
4 Oktober, dierendag. Niet alleen dat, maar ook de dag die onlosmakelijk verbonden is met mijn moeder: het is ook haar verjaardag. Ach mamaatje of “Koetje”, 87 zou ze dit jaar zijn geworden. Soms zou ik willen dat ze er nog was, zomaar even een theetje en een praatje. In plaats daarvan wordt het waarschijnlijk een bezoekje aan het strooiveld bij het crematorium, om symbolisch een paar kersenbonbons op het gras bij het bankje te leggen. Ik moet nu al glimlachen als ik denk aan de statige witte pauwen die daar altijd rondlopen, met hun staarten bijeen als een prachtige lange witte sleep achter hen aan. Uiteraard ontbreekt de Troostpoes (klik) vast niet. En wie weet zit die haas van het vorige bezoek er ook weer, of sterker nog -haas kennende-misschien is hij er dit jaar wel in meervoud! En in mijn verbeelding hoor ik dan mijn moeders stem quasi verontwaardigd over het strooiveld weerklinken Ik zei nog zo: geen dieren! En moet ik stiekem een beetje lachen….
Ontdek meer van bonblog
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.
Enige wat ik zeg;
Cavia’s ??
whoehahaha jaaaaa!
nou bo, dat parkietje op gin dr fiets kan ik wel herinneren en misty ook, maar verder heb ik dan toch alzheimer light helaas