ABN
Nee, deze blog gaat niet over een bank 😉
In een van mijn blogs heb ik al eens geschreven over het feit dat ik eerder een talenknobbel heb dan dat ik een rekenwonder ben. Dat doet me denken aan een boekje dat in mijn boekenkast staat: Taal is zeg maar mijn ding. Ik moet een beetje lachen om deze titel, want voor mij schuilt daar een soort van waarheid in. Taal is zeker wel een dingetje voor mij, altijd al geweest. Het begon al in mijn vroege kinderjaren. Bij ons thuis werd er op gehamerd: Let op je taalgebruik! Vrij vertaald als: Spreek altijd netjes, accentloos en goed Nederlands. Mijn moeder zei er nog net niet achteraan: “Per slot van rekening zíjn wij Nederlands, wat ze ook van ons mogen denken!” Tot overmaat was ik ook nog eens in Haarlem geboren, uitgerekend de plaats die er ooit om bekend stond dat daar het zuiverste Nederlands werd gesproken. Dus: Doe dat dan ook!
Ik deed mijn best. Maar een groot deel van mijn kinderjaren bracht ik door in Gorinchem en daar floepte ik er wel eens iets op z’n plat-Gorkums uit. Bijvoorbeeld als ik iets niet had verstaan, dan vroeg ik in mijn enthousiasme: Mam, wat zee tie? Dan werd ik er fijntjes op gewezen dat de zee in Zandvoort was.
Het Gorkumse accent, was echter totaal niet te vergelijken met het dialect dat in de Achterhoek werd gesproken -zo bleek na onze verhuizing naar Eibergen. Daar vonden klasgenootjes mijn spraak juist bekakt.
Ondanks dat bleek ik ook best interessant en nodigden ze me in de middagpauze uit. Gao’j met? Wi -j goat eemn baals kiekn mit n stoete oet de voest. Wat zo goed betekende als: niet thuis lunchen, maar even naar het voetballen kijken met een boterham uit het vuistje. Soms was het even puzzelen, maar ach… kinderen onder elkaar: je leert elkaar snel verstaan. Het was alleen van korte duur, want toen ik amper alle vertalingen wist te maken, gingen we weer verhuizen.
Dit keer trokken we terug naar de andere uithoek van het land, zelfs nog ietsje verder en belandden in toen nog De Glazen Stad, nu officieel Het Westland. Het Eibergse baals kiek’n veranderde in een Liers voeballu kaaiku. De ie’s werden aai’s, kennen werd kunnen -en andersom, liggen werd leggen -en andersom. Het was een enorme omslag waarin ik opnieuw moest leren wennen aan een totaal ander accent en een nieuwe woordenschat. Zo wist ik niet dat kromme jongens komkommers waren of mak an rustig aan doen en thuis hadden wij op zéker geen legbad. Jammer, dat laatste had kaassie geweest ofwel helemaal gouwd!
Tsja…al die verschillende accenten door verhuizingen (elf keer) door de jaren heen, hebben ertoe geresulteerd dat als ik tegenwoordig ergens in het land mijn mond open trek, meestal als reactie krijg: Zooo dan, jij komt zeker uit Rotterdam? Zo weinig is er overgebleven van mijn Haarlems ABN 😉
Maar accent, dialect of niet: de vervoegingen en grammatica van de Nederlandse taal beheers ik meestal prima. Ik zal nooit beweren dat ik er feilloos in ben, maar het is wel ‘een dingetje’ zoals ik al eerder zei. Of ik wil of niet, mijn oog valt regelmatig op taalfoutjes in een tekst.
Er was een tijd dat mijn haren gingen staan van verkeerde spelling of woordgebruik. Soms zie ik tenenkrommende teksten, zelfs in officiële documenten. Tegenwoordig maak ik me er niet meer zo druk om. Ik zie de verschrijvingen wel, maar bedenk me dan ook dat de schrijver dyslectisch zou kunnen zijn, of dat het misschien niet duidelijk aangeleerd is. Wat dat betreft ben ik wat milder gestemd zeg maar.
Wel calculeer ik in, dat ik nog van de lichting ben bij wie ‘Foutloos Corresponderen’ er op school ingestampt werd en daarmee lijk ik af en toe zo’n beetje als een uitgestorven diersoort.
Toch meen ik in de huidige tijd ook een vorm van onverschilligheid te bespeuren. Misschien ontstaan door het tikken van snelle berichtjes in eerst de SMS-periode, al snel gevolgd door de onmisbare APPjes van nu. Hetzelfde ingekort woordgebruik lijkt inmiddels klakkeloos overgenomen te worden in email-berichten en soms ook in geschreven brieven. Is het gemakzucht? Ik bedoel, in de zin van: Ach ze weten toch wel wat ik bedoel.
Ineens moet ik denken aan een hilarische TV reclame in de begintijd van het SMS’en, waarin een visboer een kiklo inktvip bestelt via een sproedje bij een transploftbedrijf. De uitdrukking Ik roggel het wiel, hieruit hoor je zo af en toe nog wel gekscherend voorbijkomen. Het was indertijd herkenbaar en beslist grappig. Menigeen heeft er hartelijk om moeten lachen, ik ook.
Maar vertel mij, wat is er de jaren daarna gebeurd met ons (schrijf)taalgebruik? We wijten de vreemdsoortige teksten die op het scherm verschijnen, vaak aan het te kleine toetsenbord van onze smartphones. Er wordt niet zo zeer meer om gelachen, nee het lijkt allemaal ‘heel gewoon’ of ‘geaccepteerd’. En daar komt die onverschilligheid weer om de hoek kijken: ach, ze weten toch wel wat ik bedoel.
Eerlijk is eerlijk, natuurlijk overkomt het mij ook regelmatig, dat ik er met mijn dikke vingers een letter naast zit. Ook ik denk dan: ‘ze weten wel wat ik bedoel’, maar ik ben me wel degelijk bewust wat ik verkeerd geschreven heb. Dat maakt het verschil, denk ik. Het is anders dan wanneer ik het niet zou zien. En dat vraag ik me bij sommige teksten dan af: Weten ze echt niet (meer) hoe je ‘t schrijft, of interesseert het ze gewoonweg niet?
Ik (ver)oordeel niet, maar ik vind desinteresse en verwaarlozing van onze taal wel erg jammer. En ook hier gebiedt de eerlijkheid me te zeggen, dat ik soms stiekem moet lachen om de “nieuwe” woorden of uitdrukkingen die ik af en toe voorbij zie flitsen.
De aanleiding van het schrijven van deze blog, was een zin die ik gisteren las:
“Er zit daar tegenwoordig een swarmatend”
Verder viel mijn oog op:
“er is geen ingetogen woord gezegd”
“je moet niet zo gegevens verzind zijn”
“dat gaat te paard met vele herinneringen”
“ik las een jaarovergezicht van hem”
Niet echt ABN, maar ach….da’s maar ‘n dingetje… 😉
Gerelateerde blog:
P(r)onto!
Ontdek meer van bonblog
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.