W/That’s the spirit
Eén onderdeel in het vakkenpakket van mijn (sacrale)dansopleiding, was spiritualiteit. Er werd o.a. gekeken naar wat nou eigenlijk specifiek jóuw spiritualiteit is en hoe je die van een ander kunt herkennen. Hoe kom je daar achter? Ik vind het best lastig om in een paar zinnen dát te verwoorden, waar ik in een tijdsbestek van drie jaar over heb gestudeerd. Maar ik doe een poging tot één alineaatje:
Je hebt vast wel iets -of iemand- waar je warm voor loopt of waardoor je wordt gedreven. Dat “iets” maakt je enthousiast en inspireert je. Als je gepassioneerd met iets bezig bent, kan het zijn dat je op dat moment ervaart: Zo, ik heb er de geest (de spirit) in! Dat is eigenlijk een herkenning van jouw eigen spiritualiteit. In wezen zit alles hiervoor al in jezelf, alleen ‘moet’ je jezelf er zo af en toe aan blijven herinneren. De een doet dat door een wandeling te maken, de ander beoefent een yogales, en zo zijn er nog tal van andere manieren te noemen om dat gedrevene in jezelf te voelen.
Eén van de opdrachten tijdens mijn opleiding was letterlijk: Beschrijf hoe jij de spiritualiteit van de ander ziet. Ik heb mijn buurman toen uitgenodigd voor koffie en een gesprek. Terwijl hij mijn vragen beantwoordde, ben ik gaan schrijven.
In wat voor tijd leef je momenteel en hoe ervaar jij de tijd waarin je nu leeft? vraag ik mijn buurman, terwijl mijn gedachten automatisch even terug flitsen naar mijn eigen antwoord op diezelfde vraag, zo’n drie maanden daarvoor. De eerste zin die toen bij mij opkwam was: Ik leef in een tijd waarin ik ervaar dat iedereen drukdoende is met zijn/haar eigen ding.
Dan hoor ik ineens mijn buurman antwoorden, dat hij de tijd waarin hij nu leeft ervaart als chaotisch, wazig en als het ware ‘gefragmenteerd’. Een wereld waarin veel tegelijkertijd gebeurt. Iedereen is druk en bezig, voornamelijk met zichzelf. Er is nauwelijks tijd voor de ander en als die tijd er is, hoe ga je dan met elkaar om? De maatschappij kenmerkt zich momenteel als in lagen over en door elkaar heen: de beter gesitueerden naast de minderbedeelden, de hoogopgeleiden naast de laagopgeleiden, rangen en standen in allerlei vormen. Aan de ene kant is de crisis van nu goed voelbaar, aan de andere kant is er toch ook de welvaart die -spijtig genoeg- leidt tot een soort ‘verveling’ en materialisme. Alles lijkt gerelateerd aan prestaties. Hij noemt de samenleving vermarkt, vercommercialiseerd. Een wereld die is als een jungle, waarin de sterkste overleeft. Hij is van mening dat de mens, in alle sectoren van de samenleving, eigenlijk weer centraal moet komen te staan. Tegelijkertijd boeit het hem ook. Want, zo vindt hij, al die tegenstrijdigheid…daar ligt toch ook een uitdaging om iets mee te doen.
Terwijl hij praat, luister ik geboeid en herken ik zoveel in wat hij zegt. Ik reageer af en toe en vergeet daarbij bijna om aantekeningen te maken.
Vissen, hoor ik hem zeggen. Mijn sterrenbeeld. Het past wel bij me, vind ik. Water moet stromen en als een vis in het water laat ik me met de stroom meevoeren. Soms zou ik er wel tegenin willen, maar dat gaat een beetje lastig, dat doen vissen niet. Ik merk op: “Oh jawel hoor, dan ben je gewoon een zalm” Vervolgens bedenk ik me dat het sterrenbeeld misschien niet eens voor niets wordt afgebeeld met twee vissen, waarvan eentje in tegengestelde richting. Het benadrukt symbolisch de uitdaging om tegen de stroom in te gaan van de huidige maatschappij. In mijn buurman’s geval om te zien waar hij van betekenis kan zijn, ondanks het feit dat hij zich ervan bewust is dat de massa beïnvloeden groot is. Tegen de stroom ingaan, daar word je bijna op afgerekend, verzucht hij.
Als ik hem vraag om een gebeurtenis te noemen die hem aan het denken heeft gezet, fascineert het me dat hij de ondergang van de Titanic noemt. Hij schetst: Een luxe passagiersschip met diverse lagen en aparte ruimten om de verschillende klassen te onderscheiden. Wat denk je: toen het schip verging, vielen toen niet alle rangen en standen weg? Was toen niet iedereen ineens gelijk? Was toen niet iedereen maar ‘alleen maar’ slachtoffer? Ik ben even stil en kan dat alleen maar beamen. Dan denk ik hardop: “Waar de passagiers eerst gescheiden waren, loopt alles nu door elkaar en moeten ze elkaar helpen…”, waarop hij reageert met: Dat zou eigenlijk zo moeten zijn ja. In tijd van nood zou je er toch voor de ander moeten zijn. Maar is dat zo? Gebeurt dat daadwerkelijk? Daar geeft hij mij stof tot nadenken.
Dan overhandigt hij mij een boek van cabaretier Herman Finkers. “Na de pauze” heet het. Het boek bevat de complete tekst van diens eerste optreden na een afwezigheid van zeven jaar als gevolg van een ziekte. In zijn verhaal geeft Herman, zoals het ergens in de recensie zo mooi staat weergegeven: met humor en ernst versmolten tot een nieuwe eenheid, de geest van de tijd weer en verder: Door zijn ongekend relativeringsvermogen komt Herman keer op keer met de meest scherpzinnige woordgrappen. Hij laat zijn kwetsbare kant zien en pelt zich laag voor laag af om tot de essentie van het bestaan te komen. Kortom, voor mijn buurman een bron van inspiratie, ik begrijp wel waarom. Ik denk dat hij (net als ik) relativeren, zelfspot en humor als belangrijke factoren ziet.
In mijn ogen is mijn buurman daadwerkelijk iemand die met zijn spirituele kwaliteiten een belangrijke rol binnen de mensheid speelt. Hij bezit de kracht om anderen te inspireren. Wat hij gelooft, draagt hij uit. Zelf is hij van mening dat zonder de geest niets gebeurt en verwijst tersluiks naar Pinksteren, de komst van de (heilige)geest. Denk maar eens aan een zaadje, zegt hij, de kiem waar alles al in zit en alleen nog maar uit hoeft te komen. Pas als de geest er overheen is, dan gaat het pas bloeien. Zo is het toch bij mensen ook, denk je niet? Ik knik en krabbel snel weer een paar aantekeningen.
Het doorgeven van het evangelie van Christus en het maken van de vertaalslag hiervan, benoemt mijn buurman als zijn bijdrage aan een liefdevolle samenleving. Daarbij benadrukt hij hoe belangrijk het is om vooral jezelf te blijven, je bewust te zijn van wat je doet, wie je bent en wat je uitdrukt. Ook benadrukt hij de vrijwilligheid die je de ander laat en niet het geforceerd opgelegde. Hij laat zich duidelijk leiden door zijn geest en probeert zo aan te voelen wat een ander nodig heeft. Vervolgens wenst hij een kans voor de ander om te kunnen zeggen waar het om gaat, want: Vaak word je de tijd niet gegund en de ruimte niet gegeven om je eigen barmhartigheid te ontdekken. Hij zegt zichzelf te hervinden bij de bron, in gebed, in zorg en inzet: enerzijds beschouwend, anderzijds actief.
Symboliek vindt hij terug in psalm 23, waarvan de eerste regels luiden:
De Heer is mijn herder, het ontbreekt mij aan niets. Hij laat mij rusten in groene weiden en voert mij naar vredig water
Mijn buurman zegt met een knipoog: Zie je, ook voor mij wordt gezorgd en vervolgt dan lachend: En zie je…weer die verwijzing naar dat water….Vissen!
Januari 2012, met dank aan mijn buurman….die behalve vis, ook priester is.
In onze vakantie hebben Don en ik een bezoekje gebracht aan onze ex-buurman, nu Broeder Coert, in de Sint Willibrordsabdij te Doetinchem alwaar hij onlangs is toegetreden en leeft als Benedictijner monnik.
Ontdek meer van bonblog
Abonneer je om de nieuwste berichten naar je e-mail te laten verzenden.